
Jurisprudentie
BG9122
Datum uitspraak2008-12-30
Datum gepubliceerd2009-01-08
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers149973 / FA RK 08-3812
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-01-08
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers149973 / FA RK 08-3812
Statusgepubliceerd
Indicatie
Geen nihilstelling alimentatie bij schuldsanering.
Uitspraak
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Zwolle
zaaknummer: 149973 / FA RK 08-3812
datum: 30 december 2008
beschikking van de enkelvoudige familiekamer
inzake:
[man],
wonende te [plaats],
advocaat mr. A.E. Doornbos te Deventer,
hierna als de man aangeduid,
verzoeker,
en
1. [vrouw],
hierna als de vrouw aangeduid,
en
2. [jong meerderjarige],
hierna als de jong meerderjarige aangeduid,
beiden wonende te [plaats],
advocaat mr. W.F.A. Zwart-Peters te Deventer,
hierna als de vrouw aangeduid,
belanghebbenden.
Het procesverloop
De man heeft op 3 oktober 2008 onder bovenvermeld zaaknummer een verzoekschrift tot het wijzigen van alimentatie ingediend.
De vrouw en de jong meerderjarige hebben op 5 november 2008 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft kennis genomen van:
- een brief met bijlagen d.d. 27 november 2008 van de jong meerderjarige;
- een brief met bijlagen d.d. 1 december 2008 van de man.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren op 18 december 2008.
Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door mr. Doornbos;
- de vrouw en de jong meerderjarige, bijgestaan door mr. Zwart-Peters.
Vaststaande feiten
De man en de vrouw zijn met elkaar gehuwd geweest.
Uit dit huwelijk is op [datum] 1990 in de gemeente Deventer de jong meerderjarige geboren.
Bij beschikking van deze rechtbank van 13 oktober 1999 is de echtscheiding tussen de man en de vrouw uitgesproken.
Deze beschikking is op 29 maart 2000 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij die beschikking is aan de man een kinderbijdrage opgelegd van ƒ 265,= per maand, na wettelijke indexering thans € 150,53 per maand.
Bij vonnis van deze rechtbank van 4 augustus 2008 is ten aanzien van de man de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
Beoordeling van de zaak
De man heeft de rechtbank verzocht de onderhoudsbijdrage ten behoeve van de minder-jarige, thans jong meerderjarige met ingang van de datum van de schuldsanering op nihil te bepalen.
Daartoe voert de man aan dat de rechter-commissaris in de schuldsaneringsregeling het vrij te laten bedrag voor hem heeft vastgesteld op € 975,12 per maand en dat daarbij geen rekening is gehouden met de alimentatieverplichting die hij jegens de minderjarige, thans jong meerderjarige heeft.
De vrouw en de jong meerderjarige hebben verweer gevoerd tegen het verzoek van de man.
Zij hebben de rechtbank verzocht het vrij te laten bedrag te verhogen met de geïndexeerde bijdrage ad € 150,53 per maand ten behoeve van de jong meerderjarige.
De rechtbank zal op het vorenstaande ingaan.
Bij de door de man overgelegde stukken bevindt zich de beschikking d.d. 26 augustus 2008 van de rechter-commissaris van de schuldsaneringsregeling van de man bij deze rechtbank
en het daarbij behorend rapport berekening VLTB Calculator (berekening van het vrij te laten bedrag voor de schuldenaar) d.d. 20 augustus 2008. Uit deze berekening blijkt dat de man een inkomen uit dienstbetrekking heeft van € 1.868,70 netto per maand, inclusief vakantiegeld en dat het vrij te laten bedrag voor de man is bepaald op € 975,12 netto per maand, zodat er feitelijk een bedrag van € 893,58 per maand voor de boedel (schuldeisers) resteert.
De man heeft ter zitting over het ontstaan van de schulden verklaard dat hij is gaan samen-wonen, dat hij uitgaven heeft gedaan voor de herinrichting van zijn woning, dat er op enig moment een achterstand is ontstaan bij het betalen van de kinderbijdrage, dat hij in een situatie terecht is gekomen dat hij het ene financiële gat met het andere ging dichten en dat hij uiteindelijk financieel is vastgelopen. Volgens opgave van de man is het totaal van de schulden € 18.000,= tot € 20.000,=.
De rechtbank is van oordeel dat de man niet het verantwoordelijke gedrag heeft getoond dat een ouder ten aanzien van een kind, jegens wie een wettelijke onderhoudplicht bestaat, behoort te hebben. De man was sinds 2000 al op de hoogte dat hij krachtens rechterlijke beslissing was gehouden een financiële bijdrage voor de thans jong meerderjarige te betalen, die daaraan onbetwist behoefte had. Voorzover zijn schulden – in hoofdzaak en volgens eigen mededeling – het gevolg zijn van na die tijd gedane uitgaven, heeft hij aan die opge-legde verplichting geen prioriteit gegeven.
De rechtbank is zich er van bewust dat een eventuele afwijzing van het verzoek van de man een afwijking inhoudt van het beleid dat vrij algemneen in soortgelijke zaken wordt gevolgd. Dat beleid houdt in dat bij een schuldsanering de lopende alimentatieverplichtingen van de schuldenaar voor de duur van de schuldsanering op nihil wordt gesteld.
In dit specifieke geval acht de rechtbank dat onredelijk. De nu ontstane gevolgen van de financiële keuzes van de man behoren naar het oordeel van de rechtbank niet louter en ten faveure van andere schuldeisers te worden afgewenteld op de jong meerderjarige, die aan een bijdrage van haar vader wel degelijk behoefte heeft en mét die bijdrage in staat is een studie te volgen.
Allereerst acht de rechtbank het goed mogelijk dat er – in de drie jaar van de WSNP en op basis van de opgegeven bedragen – méér wordt gespaard dan nodig is om de schuldeisers in de WSNP volledige genoegdoening te geven. Het te sparen bedrag zal de verschuldigde som (inclusief het salaris van de bewindvoerder) te boven gaan. Het bovenmatige gespaarde bedrag – dat eerst na ommekomst van de WSNP definitief wordt vastgesteld – is echter nú nodig voor de jong meerderjarige.
Maar als blijkt dat de overige schuldeisers niet (volledig) het hun toekomende zullen kunnen ontvangen, ook dan acht de rechtbank het in dit specifieke geval onredelijk om de keuzes van de man op de behoefte van de jong meerderjarige af te wentelen. Dit geldt met name nu een aanmerkelijk deel van de schulden van de man bestaat uit achterstallige alimentatie voor zijn dochter en het feit dat hij zich heeft heringericht op een wijze die kennelijk bovenmatige schulden met zich bracht, terwijl hij wist van hoogst belangrijke financiële verplichtingen jegens zijn dochter. Zij had en heeft behoefte aan een bijdrage, waarmee zij in staat is nú een studie te volgen.
Een belangenafweging tussen de overige schuldeisers en de jong meerderjarige maken dat haar belang thans hoort voor te gaan, ook als dit (voor een deel) ten nadele van de overige schuldeisers uitvalt. Op grond daarvan zal de rechtbank het verzoek van de man afwijzen.
Ten overvloede merkt de rechtbank het volgende op.
Het gevolg van deze beslissing kan zijn dat de man “onder” het minimum bestaansniveau zou kunnen komen. De man zelf zal aan de rechter-commissaris in zijn schuldsanering dienen te vragen op grond daarvan het hem vrijgelaten bedrag te verhogen. Vanzelfsprekend is deze kamer van de rechtbank hiertoe niet bevoegd en ook overigens acht deze kamer een al dan niet door de rechter-commissaris gedane toewijzing niet van doorslaggevend belang voor deze beslissing.
Proceskosten
Gelet op de status van partijen ten opzichte van elkaar, zal de rechtbank de kosten van de procedure in die zin compenseren dat een ieder eigen kosten zal dragen.
Beslissing
De rechtbank:
Wijst het verzoek van de man af.
Compenseert de kosten van de procedure in die zin dat de man en de vrouw de eigen kosten dragen.
Aldus gegeven door mr. I.M. Blaauw, rechter, in tegenwoordigheid van W. van der Laan als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 december 2008.
Hoger beroep
Mocht u, verzoeker of belanghebbende, zich niet met de beslissing van de rechtbank kunnen verenigen, dan kunt u daartegen hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden, als nevenzittingsplaats van het gerechtshof te Arnhem. Hoger beroep dient binnen een bepaalde termijn te worden ingesteld, tenzij een ander dat al heeft gedaan.
Die termijn is voor verzoeker en voor de verschenen belanghebbende, aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden, drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak. De termijn is voor andere belanghebbenden drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden. Voor het instellen van hoger beroep is tussenkomst van een advocaat verplicht.